3.3. De ergste addertjes
3.3.4. Oefeningen op /x,r,rr,s,k,θ/
A. herhaling van de gevaarlijke klippen Herhaal nu nog eens de volgende woorden. Let erop dat je niet in de val van de uitspraak van de eerste kolom loopt. NIET MAAR 1. 100 /sjen/ /θjen/ 2. 200 /do-‘sjen-tos/ /dos-‘θjen-tos/ 3. a las cinco /a-la-‘sin-ko/ of /a-la-‘θin-ko/ /a-las-‘θiŋ-ko/ 4. aceptar /a-sep-‘tar/ of /ag-θep-‘tar/ /a-θep-‘tar/ 5. Argentina /ar-gen-‘ti-na/ /ar-xen-‘ti-na/ 6. división /di-bi-‘zjon/ /di-bi-‘sjon/ 7. es un belga /e-zum-‘bel-ga/ /e-sum-‘bel-ga/ 8. física /’fi-zi-ka/ /’fi-si-ka/ 9. jubilar /ju-bi-‘lar/ /xu-bi-‘lar/ 10. perro /’pe-ro/ /pe-‘rro/ 11. Rusia /’ru-sja/ /’rru-sja/ 12. acción /ak-‘sjon/ /ag-‘θjon/ 13. examen /eg-‘za-men/ /eg-‘sa-men/ 14. excelente /eg-se-‘len-te/ /e(g)s-θe-‘len-te/ 15. Guernica /’gwer-ni-ka/ /ger-‘ni-ka/ 16. Jorge /’jor-xe/ /’xor-xe/ 17. México /’mek-si-ko/ /’me-xi-ko/ 18. Texas /’tek-sas/ /’te-xas/ B. ja/neen-vragen Antwoord op de volgende ja/neen-vragen: Sí, ... of No, (...) no ... 19. ¿Vas a misa? (voy) Ga je naar de mis? 20. ¿Sales con tus amigos? (salgo, mis) Ga je uit met je vrienden? 21. ¿Cierras tu negocio a las cinco? (cierro .. mi) Sluit jij je zaak om vijf uur? 22. ¿Funciona tu motocicleta? (mi) Rijdt je motorfiets wel? 23. ¿Metéis la ceniza en el cenicero? (metemos) Deponeren jullie de as in de asbak? 24. ¿Aquí se cruza fácilmente la calle? Kan men hier makkelijk de straat oversteken? 25. ¿Esas entradas cuestan doscientos francos suizos? Kosten die tickets 200 Zwitserse frank? 26. ¿Transigirás la jerarquía? (transigiré) Ga je de hiërarchie naast je neerleggen? 27. ¿Es muy joven tu papá? (mi) Is je papa heel jong? 28. ¿El ferrocarril corre tan rápido como tu carro? (mi) Rijdt de trein even snel als je kar? 29. ¿Eres Enrique Chamorro? (soy) Ben jij Enrique Chamorro? 30. ¿Sois muy honrados? (somos) Zijn jullie heel eerlijk? 31. ¿Se habla castellano en Castilla? Wordt er in Castilië Castiliaans gesproken? 32. ¿Quieres ver una exposición con una selección excelente de cuadros? (quiero) Wil je een tentoonstelling zien met een uitstekende selectie schilderwerken? 33. ¿La agencia de viajes exige que paguéis con un giro? (paguemos) Eist het reisbureau dat je met een overschrijving betaalt? 34. ¿Se aconseja jugar con juguetes de guerra en Sarajevo? Wordt er aangeraden om met oorlogsspeelgoed te spelen in Sarajevo?
A. herhaling van de gevaarlijke klippen
Herhaal nu nog eens de volgende woorden. Let erop dat je niet in de val van de uitspraak van de eerste kolom loopt.
NIET MAAR 1. 100 /sjen/ /θjen/ 2. 200 /do-‘sjen-tos/ /dos-‘θjen-tos/ 3. a las cinco /a-la-‘sin-ko/ of /a-la-‘θin-ko/ /a-las-‘θiŋ-ko/ 4. aceptar /a-sep-‘tar/ of /ag-θep-‘tar/ /a-θep-‘tar/ 5. Argentina /ar-gen-‘ti-na/ /ar-xen-‘ti-na/ 6. división /di-bi-‘zjon/ /di-bi-‘sjon/ 7. es un belga /e-zum-‘bel-ga/ /e-sum-‘bel-ga/ 8. física /’fi-zi-ka/ /’fi-si-ka/ 9. jubilar /ju-bi-‘lar/ /xu-bi-‘lar/ 10. perro /’pe-ro/ /pe-‘rro/ 11. Rusia /’ru-sja/ /’rru-sja/ 12. acción /ak-‘sjon/ /ag-‘θjon/ 13. examen /eg-‘za-men/ /eg-‘sa-men/ 14. excelente /eg-se-‘len-te/ /e(g)s-θe-‘len-te/ 15. Guernica /’gwer-ni-ka/ /ger-‘ni-ka/ 16. Jorge /’jor-xe/ /’xor-xe/ 17. México /’mek-si-ko/ /’me-xi-ko/ 18. Texas /’tek-sas/ /’te-xas/
B. ja/neen-vragen
Antwoord op de volgende ja/neen-vragen: Sí, ... of No, (...) no ...
19. ¿Vas a misa? (voy) Ga je naar de mis? 20. ¿Sales con tus amigos? (salgo, mis) Ga je uit met je vrienden? 21. ¿Cierras tu negocio a las cinco? (cierro .. mi) Sluit jij je zaak om vijf uur? 22. ¿Funciona tu motocicleta? (mi) Rijdt je motorfiets wel? 23. ¿Metéis la ceniza en el cenicero? (metemos) Deponeren jullie de as in de asbak? 24. ¿Aquí se cruza fácilmente la calle? Kan men hier makkelijk de straat oversteken? 25. ¿Esas entradas cuestan doscientos francos suizos? Kosten die tickets 200 Zwitserse frank? 26. ¿Transigirás la jerarquía? (transigiré) Ga je de hiërarchie naast je neerleggen? 27. ¿Es muy joven tu papá? (mi) Is je papa heel jong? 28. ¿El ferrocarril corre tan rápido como tu carro? (mi) Rijdt de trein even snel als je kar? 29. ¿Eres Enrique Chamorro? (soy) Ben jij Enrique Chamorro? 30. ¿Sois muy honrados? (somos) Zijn jullie heel eerlijk? 31. ¿Se habla castellano en Castilla? Wordt er in Castilië Castiliaans gesproken? 32. ¿Quieres ver una exposición con una selección excelente de cuadros? (quiero) Wil je een tentoonstelling zien met een uitstekende selectie schilderwerken? 33. ¿La agencia de viajes exige que paguéis con un giro? (paguemos) Eist het reisbureau dat je met een overschrijving betaalt? 34. ¿Se aconseja jugar con juguetes de guerra en Sarajevo? Wordt er aangeraden om met oorlogsspeelgoed te spelen in Sarajevo?