6. Oefenteksten

6.1. Gebruikerstips. Let vooral op de volgende elementen:

klinkers en tweeklanken, in het bijzonder /e/, /o/, ie, eu, ui en au;

erre simple en erre doble;

/θ/ en /s/ (geen /z/ !; /θ/ ook in getallen (cien bvb.) !);

v en b = /b/ (geen /v/ of /w/ !);

/x/ vs. /g/ (g en j)

x vs –cc- (/gs/ vs /gθ/)

c, z en qu (/k/ en /θ/)

gui (/gi/), gue (/ge/), qui (/ki/), que (/ke/)

ch = /ʧ/

h = -

ll = /j/, NIET /l/

y = /j/, NIET /i/

opeenvolgende identieke klanken = één langere (uitz.: /s/ en /r/)

woorden verbinden!

klemtoon (pas op voor woorden die eindigen op n of s)

intonatie: zorg ervoor dat je toonhoogte op het eind van een zin naar beneden gaat en dat ze niet 'blijft hangen': dan geef je de indruk zinnen aan het opsommen te zijn; zorg bij vragen en uitroepen voor de gepaste intonatie.

Om je nog wat bij te staan, worden hier en daar gevaarlijke klippen vet gedrukt in de korte krantenartikels. In de langere artikels laten we je hand volledig los.