3. De Nederlandse addertjes onder het Spaanse uitspraakgras

3.1. De halve addertjes

3.1.1. De klinkers


A. kapstokken

1. Er zijn maar 5 klinkers in het Spaans, ze worden bijna altijd zeer helder uitgesproken, en dit zowel in open als in gesloten lettergrepen:

    de [a] zoals in het nds. “Jaap” -en NIET [ɑ] (nds. “Jantje”)-: Granada, San Sebastián

    de [ɔ] zoals in het nds. “Pol” –en NIET [o] (nds. “Joop”)-: Toledo, Léon

    de [ɛ] zoals in het nds. “Gert” –en NIET [e/ə] (nds. “Kees”/”het”)-: Lérida, Cuenca

    de [i] zoals in het nds. “Grietje” –en NIET [ɪ] (nds. “Pimmetje”)-: Alicante, Madrid

    en de [u] zoals in het nds. “Snoepie” –en NIET [y] (nds. “Tuur”)-: Marabú, la Cruz

PS. om het leesgemak voor de niet-fonetici onder de gebruikers te verhogen, gebruiken we in de rest van module 1 wel fonologische transcripties (tussen schuine strepen) i.p.v. fonetische transcripties (tussen vierkante haakjes), omdat we zo een aantal aanduidingen kunnen weglaten die voor een beginner eerder storend dan constructief zijn. Zo zal vanaf nu niet meer het verschil aangegeven worden tussen [ɔ] en [o] (we noteren steeds /o/) of tussen [ɛ] en [e] (we noteren steeds /e/): de gebruiker dient vanaf nu te weten dat de uitspraak helder is.

2. De [ə] (nds. “het”) bestaat NIET in het Spaans !

3. Spelling:

    de y is in het Spaans een medeklinker (uitspraak /j/)

    uitg. in het voegwoord y (“en”) en in enkele leenwoorden, zoals in hippy !

4. Vlaanderen / Nederland:

Opgelet voor de zware a in een hele reeks Vlaamse en Nederlandse dialecten.

Nederlanders: klinkers niet als tweeklanken uitspreken (/kejs/ voor Kees, /bowt/ voor boot). Dus: NIET /tarragowna/ maar /tarragona/.

Voor meer details over de uitspraak van de klinkers, de varianten ervan en de specifieke klippen voor Vlamingen en Nederlanders, zie het desbetreffende hoofdstuk in het boek.


B. woordjes

1. Lérida, León, Burgos, Huesca
2. Ronda, Cuenca, Teruel, Coria
3. Zamora, Osma, Zaragoza, Barcelona
4. Jaén, Murcia, Sevilla, Granada
5. Santiago, Domingo, sé, qué
6. Lugo, Oviedo, este, bastante
7. Bilbao, Diego, la e, vive
8. Vigo, Bilbao, la ge, cantante
9. San Sebastián, Alicante, Medellín, Isla
10. Madrid, amar, febril, Gil
11. San Salvador, acusar, himno, Cádiz
12. galán, amad, pintor, Joaquín

C. frequente combinaties

13. Lo siento, pero no lo sé.
Sorry, maar ik weet het niet.
14. No me lo puedo creer.
Ik kan het niet geloven.
15. En absoluto.
Helemaal niet.
16. Total, que tú no vas.
Met andere woorden, jij gaat er niet heen.
17. Supongo que sí.
Ik vermoed van wel.
18. ¡ Ni fu ni fa !
Het doet me niks.

D. rijmpjes en zegswijzen

19. Para no sentir, ni ver ni oír.
Als je je niks wil beklagen, dan sluit je beter je ogen en je oren.
20. Este verano esté donde esté, estaremos con usted.
Waar u zich deze zomer ook bevindt, we zullen bij u zijn.
21. En rebajas, precios más bajos.
Solden betekent lagere prijzen.
22. Me lo encontré. Me lo contó. Me lo tomé. Melocotón.
Ik ben hem tegengekomen. Hij heeft het me verteld.
Ik heb hem opgegeten. Die perzik.

E. zinnetjes

23. Don Juan es el símbolo del macho español.
Don Juan is het symbool van de Spaanse macho.
24. ¿En qué se diferencian Chile, China e Inglaterra?
Waarin verschillen Chili, China en Engeland?
25. Mi nuevo televisor es en blanco y negro.
Mijn nieuwe TV is een zwart-wittoestel.
26. Comparado con el español, el inglés es dificilísimo.
Als je het vergelijkt met het Spaans is het Engels een zeer moeilijke taal.
27. Y ahora basta ya de vocales, ¿no?
En nu is het welletjes geweest met die klinkers, niet?

F. en als toetje...

28. La cola era verde.
Lola lo estaba mirando desde una ola verde.
Lola era una ola.
La cola que lo miraba se puso amapola.
Y la cola iba
de Lola a la ola,
de la ola a Lola,
amapola y verde,
verde y amapola". (R. Alberti)
De staart was groen.
Lola was het aan het bekijken vanop een groene golf.
Lola was een golf.
De staart die het aan het bekijken was werd zo rood als een pioen.
En de staart ging
van Lola naar de golf,
van de golf naar Lola,
rood en groen,
groen en rood.

29. Tienes unos ojitos de picaporte, con el ¡ay! con el marabay, con el ú, con el marabú, ¡ay! que me mú, que me muero, San Juan de la Cruz. Cada vez que los cierras siento yo el golpe, con el ¡ay! con el marabay, con el ú, con el marabú, ¡ay! que me mú, que me muero San Juan de la Cruz.